Zuid-India: van Chennai (Madras) naar Mumbai (Bombay)

Mumbai

Vrijdag.

Al wat ons rest van deze supervakantie is nog een dag om Mumbai te verkennen. Wegens het Holi-festival is alles dicht en wordt het sightseeing. We huren een taxi in voor een rit door de stad. Mumbai was voor de Britten de poort tot India en ze hebben er heel wat monumenten en gebouwen nagelaten, in de typische koloniale stijl: neo-gotiek gemengd met Hindoe- of islamelementen. Het Victoriastation is een eerste monumentaal voorbeeld in Hindoe-neo-gotiek. Als toonbeeld van de machtige koloniale economie kan het tellen. Het lijkt wel een paleis met al die torentjes, standbeelden, bogen, spuwers en monumentale ingangen.

Wat verder staat het postgebouw, in Indo-saraceense stijl. Het lijkt wel een reuzemoskee met minaretten en een koepel. We rijden dan naar de Gateway of India, een triomfboog opgericht ter gelegenheid van het bezoek van George V en Mary, het Britse koningspaar en hij was tevens keizer van India. Het gebouw werd te laat opgeleverd en het koningspaar moest het doen met een kartonnen kopie. Hier ook verlieten de laatste Britse troepen India in 1947, bij de onafhankelijkheid. Het is nu heel rustig: het is vroeg en niemand moet werken vandaag wegens het Holifestival.

Rechtover de Gateway ligt het Taj Mahal-hotel van de Tata-familie, de eigenaars van de Indische autofabriek. Het hotel werd in 2008 gedeeltelijk verwoest bij een bomaanslag door islam-terroristen, waarbij 167 doden vielen. Het werd in 6 maanden terug opgebouwd.

En dan komen we aan de krottenwijken, waar de wasserijen van Mumbai gevestigd zijn. De activiteit ligt stil vandaag, maar iedereen is besmeurd met verf. Ook wij worden onder vuur genomen met bolonnetjes gevuld met waterverf en verfpoeder, maar het blijft allemaal nogal speels. De kinderen vragen zelfs beleefd of ze ons gezicht mogen kleuren. Natuurlijk gaat iedereen graag op de foto. In de visserswijk spelen kinderen in het water. Ook hier is het feest en midden de schrijnende armoede zien we alleen blije gezichten.

Onze taxichauffeur brengt ons verder langs de lanen met koloniale gebouwen, parken, cricketvelden, tempels en het Ghandi-huis. De man heeft tijd, stopt overal en geeft de nodige uitleg. En dit allemaal voor 300 roepia (4,5 euro) per persoon. Een 'officiële' rondrit, geboekt via het reisagentschap kost 18 euro. 's Middags lunchen we in de Leopold, een westers ingericht jaren zestig restaurant. De tandoori-kip muntsaus en de onvermijdelijke Kingfisher smaakt voortreffelijk.

In de namiddag hebben we tijd voor een aangename combinatie van cultuur en rustig genieten. We maken een boottocht naar het Elephanta Island, een eiland op een uur varen van de Gateway. Het weer is heerlijk en de tocht naar het eiland met de openbare veerboot rustgevend. De Shivatempel op Elephanta is een laatste verrassend hoogtepunt. De grottempels bevatten meesterlijke heelbouwwerken van Shiva in al zijn gedaanten, als Mahesamuri met de drie gezichten, als Ardhanarishvara, de god als belichaming van man en vrouw, als Gangadhar de riviergod. Tegen de avond keren we terug. De wind is wat opgestoken en soms spet het water in de boot. Wij vinden het verfrissend, maar de Indiërs zijn niet zo happig.

's Avonds houden we ons laatste avondmaal met de groep. Vannacht om 4u00 vliegen we huiswaarts via Dubai. Voor ons mocht het gerust nog wat langer duren. Dit India is ons nog beter bevallen dan het noorden. De natuur met zijn rijstvelden, palmplantages en de jungle, de ontelbare tempels, de kleurrijke mensen, het chaotische verkeer, de ondankbare bedelaars, de armoedige nederzettingen, het heeft alles een onuitwisbare indruk nagelaten. En mijn motorhart gaat ook wat vlugger kloppen bij het gepuf van een 500 cc Royal Enfield Bullet een-cilinder.

Als je ooit naar India gaat, begin met het zachte zuiden.

Naar Mumbai

We nemen vandaag de express-trein van Goa naar Mumbai. Nu, express-trein is veel gezegd, er worden heel wat stations aangedaan en omdat er slechts één spoor is moeten we soms wachten om tegenliggende treinen door te laten. We kregen eerste-klasse slaapplaatsen, twee boven elkaar. Maar pas in de namiddag voelen sommigen de aandrang om een tukje te doen. De trein zit niet vol en iedereen kan zijn eigen plaatsje uitzoeken. Er wordt veel gebabbeld en voor we het weten is het zes uur. Voortdurend komen venters rond met versnaperingen, thee, koffie en Indische specialiteiten die je voor weinig geld kan kopen. En rond 18u30 komt de kelner rond om onze wensen voor het diner te noteren. Het is niet direct de Oriënt-Express, maar toch, het is aangenaam reizen in de afgeleefde treinstellen met hun rommelig interieur.

Morgen zijn we in Mumbai, maar we moeten onze plannen aanpassen. Het Holi-festival, dat het begin van de lente viert, vangt aan en alle bezienswaardigheden zijn dicht. We zullen het noodgedwongen bij een verkennende wandeling moeten houden. Het festival is te vergelijken met het Aalsters carnaval maar dan een graadje erger: grijpgrage handjes komen naar boven, er wordt stevig gedronken en iedereen, dus ook de toeristen, wordt overgoten met verf en gulal. een gekleurd poeder. We trekken morgen een passende outfit aan.

Goa

Maandag. Vandaag onze langste trip: 410 km naar Goa. We rijden door een groen landschap, jungle afgewisseld met palmbossen en rijstvelden. De nederzettingen zijn arm, een verzameling schamele hutten en de mensen blootvoets in versleten kleren. Ook de theestalletjes zijn zeer 'local'. Gelukkig kunnen onze darmen al tegen een stootje.

Als we Goa binnenrijden komen we in een andere omgeving. Goa is de kleinste, maar één van de rijkste staten van India. En hier is alcohol ook vrij verkrijgbaar en zelfs te koop in winkeltjes aan de weg, waardoor de vrachtwagenchauffeurs nogal eens te diep in het glas durven kijken.
We logeren in Calangute, op een 20 km van het centrum van Oud-Goa. 's Avonds lopen we naar het strand. We krijgen een cultuurschok, dit is het Indische Benidorm: loeiharde muziek, strandstoelen en bars, bier en cocktails, Russische opschriften, alles is er.
Dinsdag. Ik stel vast dat mijn gsm zoek is. Nergens te vinden. We rijden naar Oud-Goa, de eerste hoofdstad in de 16de eeuw gebouwd door de Portugezen, nadat ze de Turken uit het land verjoegen. Tweehonderd jaar later verlieten ze de stad omdat ze besmet was met cholera en malaria. Je waant je hier in Portugal: witte kerken, huizen in blauw, wit, geel en rood.ook de straatnamen zijn dikwijls Portugees, hoewel de enclave sinds 1961 door de Indiërs werd overgenomen. De belangrijkste kloosterorden van die tijd, de Jezuïeten en de Franciscanen hebben hier hun kerken, die mooi opgeknapt zijn.
Tijdens een theepauze laat ik mijn sim-kaart blokkeren, vanavond ga ik navragen of ze geen toestel gevonden hebben aan de strandbar waar we gisteren zaten.
De nieuwe hoofdstad sinds 1843 is Panaji. Ook hier de typische Portugese sfeer met gekleurde huizen, witte kerken en nauwe straatjes. Opvallend ook hoeveel Portugese namen voorkomen aan kantoren, dokterkabinetten en winkels. De Indische inwoners kregen vroeger een Portugese naam toegewezen en hun nazaten erfden die over.
In de vooravond gaan we naar het zwembad en lopen dan naar het strand. De temperatuur is aangenaam door de wind die uit zee komt. We nemen een aardeweg en belanden in een nederzetting verscholen tussen het groen. Meisjes zitten bij elkaar rond een tempeltje terwijl de jongens cricket spelen op een stofferig veld. Hier straalt alles rust uit, een sterk contrast met de lawaaierige chaos rond het strand. Mijn gsm is niet gevonden, maar dat zijn zorgen voor volgende week, als we terug in Brugge zijn.
Woensdag. Rond 10u00 ontbijten we op het strand van Anjuna, een van de mooie stranden van Goa. Hier veel palmbomen en gezellige restaurantjes. Het mooie zandstrand trekt wel de westerse toeristen aan. Dikwijls zijn het ouderen die zich de gouden hippietijd van Anjuna herinneren uit hun jeugd. Alleen zijn ze vetter en pafferiger geworden en dat vergeten ze blijkbaar. Bij de keuze van de kledij houden ze geen rekening met hun leeftijd, alle esthetische normen gaan overboord. Terwijl wij ontbijten zit een tafeltje Duitsers bier te hijsen en giet een wankel oudje whisky in zijn koffie.
Het is heerlijk om langs het strand te wandelen met de palmbomen op de achtergrond. En we zijn nog steeds in India: een kudde koeien loopt langs de waterlijn, vrouwen dragen kruiken zeewater op het hoofd en op de heup, een sadu komt zegenend voorbij.
In Anjuna gaat iedere woensdag de beroemde vlooienmarkt door. Veertig jaar geleden zag je hier alleen hippies en backpackers die hun spullen onderling verkochten. Nu is het een markt waar de ganse regio op afkomt, je vindt er spullen uit Noord-India, uit Kashmir, Nepal en zelfs uit Tibet. Afdingen is hier de boodschap. Soms denk je dat je een zaakje hebt gedaan als de verkoper geërgerd toegeeft. Maar als je even later terug langs zijn kraampje passeert, glimlacht hij je weer toe, bereid tot een nieuw aanbod. Hoe weinig je ook betaalt, als koper ben je altijd de klos.
We genieten nog wat na op het strand met een echte gingerwaterthee en keren met een taxi terug naar het hotel, voor een rondje zwemmen. We beginnen stilaan te voelen dat de reis naar zijn einde loopt. Morgen rijden we met de trein naar Mumbay, een rit van meer dan 12 uur. Dit wordt onze laatste halte op deze schitterende reis.

Hampi

Zaterdag. We zijn op weg naar de oude ruïnestad Hampi. Vandaag geen bezoeken, alleen rijden, we hebben 350 km voor de boeg en op de smalle wegen vol vrachtwagens is dat een volle dag. Hoewel onze chauffeur naar onze normen halsbrekende toeren uithaalt, ligt onze gemiddelde snelheid laag door de hobbelige verkeersdrempels en de vele soms armoedige dorpjes langs de weg.
Onze gids maakt van de nood een deugd en onderhoudt ons op boeiende wijze over de Indische maatschappij. Hoe het kastensysteem nog wurgend werkt niettegenstaande er overal quota ingebouwd zijn, bij sollicitaties, politieke mandaten en inschrijvingen in het onderwijs, om de laagste kaste en de kastelozen vooruitgang te garanderen.
Hoe op basis van je naam kan uitgemaakt worden tot welke kaste je behoort en hoe sterk de scheiding tussen de kasten nog is.
Hoe huwelijken hier nog steeds gearrangeerd worden, vooral in de hogere kasten; de familie kiest bruid of bruidegom, de jongen en het meisje zien elkaar alleen op foto en ontmoeten elkaar pas in levende lijve op de huwelijksceremonie. En hoe het succes van de match bepaald wordt door de invloed van de goden en de sterren en niet door de gevoelens voor elkaar.
Dat het zo belangrijk is dat je as na je dood in de Ganges uitgestrooid wordt, omdat de rivier naar het noorden stroomt waar de hemel is.
Dat de tempels en hun toegangspoorten in de vorm van een kroon gebouwd zijn om hun goddelijke status aan te tonen.
Zondag. We gaan naar het centrum van Hampi.
De stad was in de zestiende eeuw de hoofdplaats van een keizerrijk met 500 000 inwoners. In de stad stonden 3 700 tempels; nu is er nog maar één in dienst. De rest is geheel of gedeeltelijk vernield in de naam van Allah tijdens de mogolinvasie. In de stad zijn de inwoners nu overwegend moslims, hindoes zijn in de minderheid.
We zijn netjes op tijd voor de zonsopgang op de Hemakutaheuvel. Onze eerdere ervaringen met zonsopgangen wordt bevestigd: als je er speciaal vroeg voor opstaat, is het bewolkt. En nu valt er af en toe ook een druppel regen. Maar het zicht op de Virupaksatempel is indrukwekkend. We dalen af naar het binnenplein. De tempelolifant was al aan het werk: voor een muntje zegent hij je met zijn slurf.
Terwijl de laatste regendruppels vallen, nemen we op het dakterras van een restaurantje het ontbijt, met zicht op de tempelpoort. We zitten midden de 'horeca'-wijk van de stad: veel guesthouses voor backpackers en kleine restaurantjes in een gezellige drukte. Hier eet en slaap je voor een habbekrats. Ons pad wordt gekruist door twee nep-sadu's die maar al te graag op de foto willen, in ruil voor een fooi. Om het allemaal echter te maken, hebben ze een schriftje bij waar je naam in genoteerd wordt, en het bedrag van de fooi. Ik lees hoge bedragen, 200 of 500 roepia. Ik gaf 10 roepia, maar achter mijn naam noteerden ze ook 200, dit om de volgende schenkers tot grotere gulheid aan te sporen.
We zetten onze tocht verder door de ruïnestad. Het was vroeger één heiligdom en we moeten keuzes maken, je kan onmogelijk alles zien. Volgens de Lonely Planet is de Vittala-tempel een hoogtepunt, en gelijk hebben ze. Door een surrealistisch rotslandschap volgen we 2 km lang een kronkelend pad tussen de tempelruïnes. De uitzichten zijn prachtig en de Vittala-tempel verrast ons door het verfijnde beeldhouwwerk. Op de terugweg drinken we thee in een zeer lokaal restaurantje, waar een zestal vrouwen eten, rijst met gefrituurde bananen.De maaltijd kost de vrouwen elk 10 roepia.Wij drinken gemberthee en betalen 40 roepia... Indische rekenkunde.
De zon breekt door en het wordt weer warm. Na het bezoek aan de reuze-Nandi kopen we 12 bananen voor 20 roepia, een spotgoedkope lunch en daarna laten we ons rondvoeren met de tuktuk. De prijs wordt vooraf afgesproken: 150 roepia voor een rit van anderhalf uur. De driver brengt ons naar de Lotustempel, eigenlijk een paviljoen gebouwd voor de keizerin, en de restanten van de olifantenstallen. Beide gebouwen liggen in een idyllische site, die ook door de Indiërs druk bezocht wordt. We worden overvallen door hordes schoolkinderen die met ons op de foto willen. Gedaan met rustig sightseeing. De leraar en de headmaster stonden erop Magda de hand te drukken, een eerbaar voorstel waar zij van harte op inging.
Onze tuktukker brengt ons terug naar het vertrekpunt. Ik geef hem 200 roepia. Hoewel de afgesproken prijs 150 roepia was, wil hij niets teruggeven. Ik rits een biljet van 100 uit zijn handen en pas als we dreigen te vertrekken geeft hij 50 terug.
En dan rijden we naar het hotel om af te koelen aan het zwembad. 's Avonds als de grootste hitte voorbij is, lopen we in de zonsondergang over de Hemakutaheuvel. De tempeltorens kleuren nu goudgeel. We gaan weer naar ons toproofrestaurant en eten een uitstekende sisler, een gloeiend hete stoofschotel, vegetarisch of met kaas. Uitstekende kost. Wie zegt daar dat vegetarisch niet lekker kan zijn? Na zoveel maaltijden vleesloos voel ik een lichte aandrang om mij te bekeren. En de fruitsapjes, lassi's en lemon soda's met zout zouden je voorwaar het bier en de wijn doen vergeten.
Dit was weer een dag om van te dromen. Morgen om 5u30 uit de veren voor de lange rit naar Goa.

Mysore en de weg naar Hassan

Mysore is een aangename stad met tempels, een paleis en marktjes. Het is een centrum van zijdeproductie en sandelhout. Het is heel warm en we nemen de tuktuk om het paleis van de Maharadja te bezoeken. Het is een van de grootste van India en wordt druk bezocht. In het begin van de 20e eeuw werd het complex herbouwd door de Britten nadat het vorige houten paleis in de fik ging. Langs de buitenzijde is het een harmonieus gebouw, maar binnenin is het te veel van het goede. Je komt ogen te kort om alles te bewonderen, de gesculpteerde deuren, de monumentale pilaren, de beschilderde plafonds .... niets was te veel om de steun van de Maharadja af te kopen.

We houden het voor bekeken voor vandaag, na een verrukkelijk diner. Morgen zetten we onze exploratie van de stad en haar omgeving voort.
Op een dertigtal km buiten de stad, in Somnathpur, ligt de Keshavatempel gewijd aan Vishnu. Het is een juweeltje, met meer dan 5 000 sculpturen. De tempel werd gebouwd in de 13de eeuw. De plaatselijke gids doet zijn werk uitstekend door ons te wijzen op de attributen van goden en godinnen en de voorstellingen uit de Ramayana en de Bhavagad Gita. Hij is niet gespeend van enige didactiek: hij stelt vragen die wij proberen te beantwoorden.
Op de terugweg naar Mysore verlaten we de groep en rijden met een tuktuk naar de Chamundi-heuvel. Hier staat een tempel in 'volle werking'. Het is aanschuiven bij de verschillende altaartjes waar druk geofferd wordt. En ook de apen voelen zich hier thuis. Onze tuktuk heeft op ons gewacht en wat verder gaan we nog op bezoek bij een reusachtige Nandhi, de heilige stier van Shiva. Ook hier veel offerende pelgrims.
Het is weer warm en we houden een korte siësta in het hotel. Daarna lopen we naar de Devarajamarkt met zijn overweldigende geur van wierook, bloemen en fruit en de kleurrijke stapels groenten in groen, rood en geel. Het is er ontzettend druk en ook wij worden aangepord om de plaatselijke specialiteiten te kopen.
Vrijdag.
Op weg naar Hassan. Srirangapatam is de versterkte stad van de Hyder Ali sultans. Zij heersten over het grootste deel van Zuid-India, tot de Britten de laatste sultan in 1799 vermoordden en de stad met de grond gelijkmaakten. Een eindje verder staat de crèmekleurige Jamiad Masjid, een moskee uit de 18de eeuw, een combinatie van Islamitische en Hindi-architectuur. Het is er heerlijk rustig, de duiven gebruiken de minaretten als til en twee jongetjes amuseren zich met een paar kroonkurkjes. Het spel lijkt een beetje op knikkeren, maar dan met schijfjes.
In de rijstvelden is er volop activiteit. De moddervelden worden geploegd met ossen en rijst wordt aangeplant. Idyllisch India.
Sravanabelagora is een van de oudste en belangrijkste pelgrimsoorden voor de Jaïn. Dit is een hindoestrekking met absoluut respect voor het leven. De adepten zijn vegetarisch en eten ook geen wortelgewassen zoals ui of knoflook, dit is namelijk voedsel voor de ondergronds levende dieren. Kledij van dierlijke oorsprong is verboden en de monikken dragen zelfs geen kleren.
Hoog boven het dorp staat een tempel met het 17 meter hoge beeld van Bahibali, een Jaïnleermeester. De klim naar boven is pittig. De tempelmuren zijn versierd met kleine bas-reliëfs van goden, dansers en dieren. Ook hier zegent de brahmaan de offerende gelovigen.
En dan krijgen we in Halenid nog een pareltje te zien: de Hoysaleshvaratempel, uit de 12de eeuw. Eigenlijk zijn het twee tempels, een voor de koning en een voor de koningin. Voor elke tempel staat een reusachtige Nandi, wat aantoont dat de tempels aan Shiva gewijd zijn. Ook hier zijn de beeldhouwwerken subliem: dansende Shiva's, natuurtaferelen, krijgers, mythologische dieren, ... ieder plekje op de muren is ingevuld. En daarna in Belur, krijgen we het dessert voorgeschoteld met de Chennakeshavatempel, van kleinere allure maar met een indrukwekkende toegangspoort. Arbeiders zijn druk in de weer op kramiekige stellingen om een nieuwe gele verflaag aan te brengen. Hier ook reliëfs met monsters, goden en godinnen. Als kers op de taart wordt de binnenkoer van de tempel overspoeld door een groep meisjes in kleurige inlandse kledij. Het plaatje is volledig.
Gisteren en vandaag waren twee hoogdagen in Hindoe tempelkunde. We hebben nog een week voor de boeg maar de reis kan niet meer stuk. Zuid-India bevalt ons even goed, zo niet beter als het noorden. Hier wordt je ook minder geconfronteerd met extreme armoede en de natuur is mooier.
We overnachten in Hassan. Ook hier genieten we van een uitstekend diner. Morgen rijden we verder noordwaarts.
Foto's doorsturen lukt niet met het zwakke internet. Morgen beter.

Kerala, God's own country

Maandag, Kochi aan de Arabische zee. 'God's own country' is de slogan die overal terug te vinden is, op straatnaamborden en officiële gebouwen. De kolonisten hebben hier heel wat achtergelaten. In 16de-eeuwse Sint-Franciscuskerk, in 1503 gebouwd door Franciscaanse monniken, ligt het oorspronkelijke graf van Vasco da Gamma, de ontdekkingsreiziger die India ontsloot voor het westen via de weg om Zuidelijk Afrika en hier stierf in 1524. Alleen de grafsteen is er nog, de resten van Vasco zijn overgebracht naar Portugal. In de muren zijn verschillende grafstenen van Nederlanders aangebracht, zij namen de macht over van de Portugezen en bouwden de haven verder uit.
Kochi is het meest gekend door zijn Chinese reuzenetten die met een hefboom en tegengewichten in zee worden gelaten. Aan het strand staan er een tiental van deze anachronistische tuigen. Ze worden nog gebruikt, maar ze zijn niet meer opgewassen tegen de moderne vistechnieken. Het strand is druk: veel kraampjes en toeristen die een foto willen van de netten. We nemen de veerboot naar het eiland Vypeen. Vrouwen zitten vooraan, gescheiden van de mannen. Op het eiland is het heel rustig en je hebt er een mooi zicht op de visnetten aan de overkant. Er staat een oud barok kerkje van Portugese origine. Het is er goed vertoeven onder de bomen en de thee in het plaatselijk hotelletje is lekker en spotgoedkoop.
We varen terug naar het vasteland (tarief: 3 roepia per persoon) en lopen in de blakende zon naar de Mattancherry-wijk voor een bezoek aan het zgn. Nederlandse paleis, oorspronkelijk Portugees maar door de Nederlanders verbouwd. Het was een geschenk aan de plaatselijke Radja, eigenlijk een zoethoudertje om handelsprivileges te verwerven. Een luxueus verblijf met mythologische muurschilderingen (we beginnen al een paar goden en helden te herkennen) en portretten van radja's.
De synagoge is dicht, we zullen later terugkomen. Ook de joodse begraafplaats is afgesloten en kunnen we enkel van buitenaf zien, net als de Nederlandse. De plaatsen worden gebruikt door druggebruikers en alcoholisten die er de nacht doorbrengen en zijn nu verboden gebied. We laten ons met de tuktuk terug naar het strand brengen en rusten uit onder de bomen met een ijsje. Wij zijn de enigen die de wikkel in een vuilnisbak deponeren, de Indiërs gooien alles gemakkelijkheidshalve op de grond.
De synagoge kende haar ups en downs. Portugese joden emigreerden naar Kochi, maar werden rond 1662 gedwongen zich te bekeren of te vertrekken. De Nederlanders waren verstandiger en lieten de joodse gemeenschap met rust. De synagoge werd in 1568 in haar oude glorie hersteld. Het is een mooi gebedshuis met een klokkentoren, handgedecoreerde vloertegels in Chinees blauw en 'Belgische' olielampen.
Op de weg van Mattancherry naar Kochi-fort, waar ons hotel ligt, heeft in een tiental gebouwen een kunsttentoonstelling plaats, waar werken van studenten geëxposeerd worden. We bezoeken er een paar. Opvallend hoeveel werken aansluiten bij onze westerse hedendaagse kunst.
Als de zon ondergaat, zijn we terug aan het strand met de visnetten. De vissers hebben hun buit uitgestald. Je kan hier verse vis kopen en voor een prikje laten klaar maken in de restaurantjes in de buurt. Vanavond blijven we met zijn achten hangen in een bar met alcoholvergunning. Pas rond 22u30, naar Indiase normen heel laat, trekken we naar het hotel. Klein post scriptum: Ravi, onze gids, heeft zijn snor afgeschoren, tegen de Indiase traditie in.
Morgen vroeg uit de veren: we nemen de trein noordwaarts naar Calicut.
Dinsdag. Vandaag is een reisdag. Door de ontwakende stad rijden we naar het treinstation. Na de rust van de voorbije dagen storten we ons weer in het drukke leven. Zoals overal staan de wegen hier vol met reclamepanelen die de meest moderne spullen aanbevelen: mobieltjes, vliegtuigreizen, dure hotels, blitse wagens, kortom dingen die de modale Indiër zich niet kan permitteren. Het contrast met de afgeleefde huizen is groot. Zoals bij ons zijn de reclamedames jong en mooi; de mannen daarentegen zijn ouder, wel doorvoed, ze hebben een snor en moeten betrouwbaarheid uitstralen. Voor ons zijn ze niet echt overtuigend.
Aan een spoorwegovergang krioelt het van mensen die gelaten wachten op de lokale trein. Ze zitten overal, in de berm maar ook midden op de sporen.
In het station hebben we nog tijd voor een ontbijt. De kelners zijn vol goede wil, maar spreken geen Engels. Op elke vraag krijg je het typische Indische antwoord, namelijk een gewiebel met het hoofd wat zowel ja als nee kan betekenen. Uiteindelijk krijgen we gefrituurde banaan (lekker!), hartige pannenkoek en thee zonder melk, geen toast of confituur zoals gevraagd, maar alles bij elkaar een smakelijk ontbijt.
Reizen met de trein in India is voor ons westerlingen een oefening in geduld, geen enkele trein is op tijd. Wij durven al eens klagen over de Belgische spoorwegen maar vertragingenvan 2 tot 3 uurzijn hier normaal. We hebben geluk, onze trein komt maar een kwartier te laat. De wagons zijn comfortabel, met airco en ruime zitplaatsen. Leuk zijn de aangebrachte levenswijsheden zoals 'Change your thoughts and you change your world', 'Life's tragedy is that we get old too soon and wise too late' en 'We cann't help everyone but everyone can help someone'.
De locomotief trekt de lange sliert wagons door het groene landschap waarin palmbossen afwisselen met kleine nederzettingen, rijstvelden en bananenplantages. Honger of dorst hoeven we niet te lijden, verkopers lopen af en aan met maaltijden, snacks en dranken.
In Calicut wacht de bus, we hebben nog een vijftal uurtjes voor de boeg tot Wayanat waar we logeren tussen de koffie- en theeplantages en de rijstvelden. Ons hotel ligt op een berghelling en bestaat uit afzonderlijke lodges. We zitten midden de bananen- en palmbomen in volstrekte rust en stilte. Dit is pure verwennerij. Op het terras van ons verblijf genieten we van een ijsgekoeld Kingfisher-bier. Meer moet het niet zijn.
Woensdag. Bij het ontbijt babbelen wet de hotelbaas. We hebben het over de landbouw in de streek. Hijbezit naar eigen zeggen heel wat landbouwgrond, maar vindt geen mensen om die te bewerken. Hij staat er niet bij stil dat landarbeiders het niet meer zien zitten om te presteren voor een aalmoes. De grond ligt er grotendeels onbewerkt bij en wordt weer ingenomen door de natuur. Hijzelf leeft nu van het toerisme. We vragen ons af of de onafhankelijkheidveel opbracht voor de Indiër. Vroeger werd hij uitgebuit door de Britten met de hulp van de lokale heersers. En nu? Theoretisch is de adel buiten spel gezet en is het kastensysteem afgeschaft door de grondwet, maar in de praktijk bleef alles bij het oude. De vierde varna (boeren) en de kastelozen, de avarna, werken aan een hongerloon. De grond is in bezit van de rijken en de boeren werken in loondienst. Velen trekken naar de stad en proberen daar hun kostje bijeen te scharrelen, waardoor de armoede nog toeneemt.
We rijden Naar Mysore, door de jungle. Vandaag zien we onze eerste wilde olifant. En dan wordt de weg heel druk, met veel onderhoudswerken. Soms zie je een machine, maar het meeste is handwerk en er is niet altijd gereedschap voorhanden. Een elektriciteitspaal wordt rechtopgezet met touwen door een tiental mensen, een kraan is niet nodig.
We stoppen bij een schooltje langs de weg. De leerlingen krijgen net hun gratis middaglunch, rijst met een groene saus. Voor het eten wordt een dankgebed gescandeerd. In de klasjes hangen beduimelde landkaarten en wandplaten, zoals bij ons in de vijftiger jaren. De schooljuffen zijn vereerd met ons bezoek en leiden ons fier rond in hun koninkrijk.
Verder naar Mysore. Het is gevaarlijk rijden, niemand heeft geduld, ook onze buschauffeur niet. Bromfietsers en tuktuks worden ingehaald en de pas afgesneden, volle witte lijnen worden genegeerd en tegenliggend verkeer moet inhouden. En dan zien we een auto in de berm, een verhakkelde motorfiets en een bebloed lichaam op de weg. Einde van een mensenleven, confronterend, maar in dit hectisch verkeer onvermijdelijk.

Paradijs

Zaterdag. Vandaag kunnen we uitslapen, we vertrekken pas om 9u00. Na een stevig ontbijt (toast, jam, spiegelei, een bananenpannenkoek, fruitsap en thee) zijn we klaar voor de lange rit naar Kuttanad in de Backwaters. Onderweg passeren we rijstvelden en theeplantages tussen palmbomen. Het is is een lieflijk groen landschap, alleen ontsiert door lelijke kerken die je niet verwacht in dit gebied. De missionering heeft haar werk blijkbaar grondig gedaan.

In Kuttanad logeren we in het paradijs, op een eiland in de lagune. Alle vervoer in de Backwaters gaat met de boot, er is geen andere mogelijkheid. De bevolking leeft van visvangst en rijstteelt, in kleine gemeenschappen.
Vanop ons terras genieten we van het zicht van de vissers die hun netten uitgooien. Watervogels vliegen af en aan. In de verte roept een moëdzin de gelovigen op tot het gebed. De rest is stilte.
's Avonds leren onze Australische reisgenoten ons een gek doch strategisch kaartspelletje. Iedereen in de groep, inclusief Rabi, de reisleider, speelt mee.
Vandaag, zondag, laten we ons rondvaren op de kanalen en zee-armen van de lagune. Overal liggen slaapboten aangemeerd, wachtend op hun passagiers. Langs de kanalen liggen woningen en winkeltjes, ook hier zijn er geen wegen, alleen het water. Als we na de middag terugvaren is het een drukte van je welste. Ook voor de Indiërs is het zondag en het krioelt van de boten. We leggen aan voor een middagmaal in een zeer 'lokaal' eethuisje. Het eten is fantastisch: vis recht uit het water, lekkere sausjes, en plaatselijk geteelde rijst. We eten van een fris gewassen bananenblad, en de kans is groot dat het in rivierwater gespoeld is. Als ons spijsverteringsstelsel dit overleeft, kan niets ons nog deren.
We moeten afscheid nemen van dit paradijs en rijden verder naar Kochi, een oude koloniale stad waar Portugezen, Nederlanders en Britten hebben gehuisd. We logeren in een seminarie-achtig gebouw, naast de bisschoppelijke residentie. Het blijkt een gastenverblijf te zijn geweest, stevig 'kristelijk' gebouwd, zoals de missiegebouwen in onze vroegere kolonie.
Kochi is het centrum van de Kathakali-dans, een dans waarbij de groteske gebaren en de mimiek helpen om een verhaal te brengen. We wonen een voorstelling bij, het is mooi, met prachtig geschminkte en gekostumeerde dansers, maar het meeste ontgaat ons, omdat we de symboliek van de gebaren niet kennen.
Morgen verkennen we de stad, we hebben er alle tijd voor.
Zuid-India bevalt ons meer en meer. De kleurrijk geklede mensen, de immense tempels, de groene natuur en de koloniale steden maken het zo verschillend van het noorden dat we kennen uit een vorige reis. Daar was het prachtig, maar dit moet zeker niet onderdoen.

Rustige dagen

Donderdag en vrijdag.

Chillen in Thekkadi, 150 km ten zuiden van Madurai. Na een week lawaaierig India is de rust welgekomen. Veel is hier niet te beleven, maar de omgeving is mooi. Thekkadi ligt midden het gebergte en we verkennen de omgeving, eerst met een 4x4, een echte en van Indiase makelij. Het ding sleurt zich overal op en over. Tijd ook om wat bij te babbelen met de reisgenoten.
Opvallend zijn de vele kristelijke kerken, zelfs een orthodoxe. De bevolking is hier overwegend katholiek met een moslimminderheid. Raar om hier in een typisch Indiaans landschap een reuze kruisafneming te zien en heiligenbeelden in de meest oogverblindende kleuren.
's Avonds eten we in een eenvoudig pittoresk restaurant. Er wordt bier geserveerd, maar wel in een grote theekan en onder de naam 'special tea'. Een vergunning om alcohol te schenken is zeer moeilijk te krijgen en dus moet het in het geniep.
Voor ik het vergeet, hier is toch iets te beleven, de Periyar Tiger Reserve. Vandaag, vrijdag, kwamen we om 5u30 uit bed om tijgers en olifanten te spotten in het park. Geen tijgers, geen olifanten, alleen een paar apen, een mangoest en heel ver weg een bizon en iets dat kon doorgaan voor een troep wilde zwijnen. De enthousiaste ranger wees ons wel op de 'bewijzen' van de aanwezigheid van wild: olifantenexcrementen, klauwafdrukken van tijgers in de boomstammen, pootafdrukken in de modder, enz... Na een uur hadden we door dat dit voor ons geen waw-ervaring zou worden, het wild hield zich netjes verborgen in de bebossing. Maar het was wel een mooie wandeling.
De streek is gekend voor de productie van kardemom en op de middag bezochten we een kruidenplantage. De teelt van peper, kaneel, gember, muskaatnoot, koffie, vanillestokjes, kurkuma en kardemom heeft voor ons geen geheimen meer...
De jongeren on het gezelschap volgen 's avonds kookles. Wij gaan op zoek naar een restaurantje om nog eens te genieten van de plaatselijke specialiteiten. Morgen trekken we zuid-westwaarts naar Kuttanad in de Backwaters.